Dat de Romeinen knappe bouwers waren, wisten we al! In elke grote Romeinse stad stond er meestal ook een amfitheater. Dat was een soort stadion voor volksvermaak. Het grootste amfitheater dat de Romeinen ooit bouwden, was het Colosseum in Rome zelf, kolossaal groot! In het jaar 72 gaf keizer Vespasianus de opdracht tot de bouw van het Colosseum. Hij stierf echter nog voor het af was. Zijn zoon Titus maakte het project verder af. Het Colosseum was 188 m bij 165 m en 48 m hoog. Er konden wel 50 000 bezoekers in. De gangen waren allemaal genummerd. Zo konden die duizenden bezoekers op tien minuten tijd allemaal netjes hun plaatsje vinden. Onder het enorme gebouw was er een doolhof van gangen, hokken en kamers voor de gladiatoren en de wilde dieren. Er was echt aan alles gedacht. Zeildoeken waren opgehangen aan ruim 240 palen, zodat de toeschouwers niet verbrandden in de felle zon!
In het Colosseum werden allerlei gevechten gehouden: mens tegen mens, mens tegen dier, dier tegen dier. In het midden lag er zand (arena in het Latijn), zodat bloedsporen makkelijk konden worden weggeveegd. Men kon het ook vol water laten lopen en zeegevechten houden.
Wanneer een gladiator zwaar gewond was, besliste de keizer of hij mocht blijven leven of niet. Duim omhoog betekende: hij mag blijven leven! Maar duim naar beneden betekende: de gladiator moet sterven! In 404 verbood de christelijke keizer Honorius de gladiatorengechten. In 523 vond de laatste bekende voorstelling plaats.
Ambachtslieden waren vakmensen. Ze waren gespecialiseerd in een bepaald vak. Je had een meubelmaker, smid, wever, bakker, slager, timmerman, schoenmaker, tonnenmaker, barbier ... om een bepaalde ambacht aan te leren moest je enkele stappen doorlopen. Zo werd je eerst leerjongen. Je was het hulpje van de meester en deed allerlei klusjes. Later kon je gezel of gast worden. Je kreeg dan meer verantwoordelijkheid en mocht af en toe eens zelfstandig werken. Om uiteindelijk zelf meester of patroon te kunnen worden, moest je vaak een meesterwerk maken. Daarna pas kon je zelf een ambacht uitoefenen en een atelier opstarten of overnemen van iemand.